Bereidingswijze:

1. De rabu en karnisá enige uren in water laten staan. Daarna alles goed wassen, twee tot drie keer.
2. Doe de rabu, karnisá en de kiwa in een pan met voldoende water [vier vingerbreedtes boven het vlees] en breng het aan de kook. Ongeveer een uur.
3. Met een vochtige doek de stekels van de okra’s wrijven en ze in schijfjes snijden. Bij hele grote okra’s is het raadzaam de pitten te verwijderen. Bij kleintjes kun je ze gerust laten zitten: ze helpen de soep binden.
4. De gesneden okra bij het vlees in de pan doen. Even laten doorkoken om het okra- slijm de kans te geven los te komen.
5. De garnalen laten weken in warm water en uit laten lekken.
6. Dan met een lélé [driebenige stok] in de soep draaien totdat de okra’s open gaan.
7. De verse basilicum klein maken en bij de soep doen.
8. De vis, de karko en de garnalen met een beetje zout in een pan water koken.
9. Als het gaar is bij de soep voegen. Even laten trekken en klaar.
10. Jambo (Guiambo) wordt gegeten met gele of witte funchi.